De grote verschillen tussen FAME en HVO

Brandstoffen die geproduceerd worden uit plantaardig- en dierlijk materiaal of uit afval (biomassa) worden biobrandstoffen genoemd. Je kunt er in principe een CO2 reductie van 90% mee realiseren, omdat de CO2 die vrijkomt bij de verbranding van deze brandstoffen snel opgenomen wordt door nieuwe aangroei. Denk bijvoorbeeld aan bomen die meer CO2 opnemen als ze groeien. Er zijn echter grote verschillen tussen FAME en HVO, de twee voornaamste biobrandstoffen, en in hoeverre ze gebruikt kunnen worden in motoren.

FAME (Fatty Acid Methyl Ester) of biodiesel


FAME wordt gemaakt uit plantaardige en dierlijke oliën en vetten. De grondstoffen kunnen verschillen, afhankelijk van waar ter wereld het geproduceerd wordt. In Caterpillar motoren kan tot 20% FAME bijgemengd worden. Meer is wel mogelijk, maar dat gaat gepaard met grote uitdagingen voor het onderhoud van het brandstofsysteem.
 

Door de biologische componenten die in FAME zitten en de aanwezige zuurstof en brandstof, groeien er bacteriën op het scheidingsvlak tussen FAME en vrij water. Deze bacteriën vormen vlokken als FAME voor langere tijd opgeslagen wordt in een brandstoftank, waardoor filters verstopt kunnen raken. Daarnaast neemt FAME gemakkelijk water op (het is sterk hygroscopisch), wat deze uitdaging alleen maar groter maakt.
 

FAME moet bij het verhandelen voldoen aan de Europese EN 14214 standaard voor het gebruik van biodiesel als brandstof voor dieselmotoren. Na verloop van tijd gaat de kwaliteit van FAME achteruit, omdat onder andere de oxidatiestabiliteit veel lager is dan die van diesel, vanwege de nog aanwezige zuurstof. Er is dus afdoende verversing van de brandstof in de tanks nodig om dit te voorkomen. Als vuistregel wordt aangehouden dat FAME tot 6 maanden houdbaar is in een brandstoftank.
 

Ook in 'standaard' diesel kan FAME zitten, want binnen de specificaties van de brandstofnormering EN590 mag er in conventionele diesel maximaal 7% FAME bijgemengd worden. 7% is een vastgestelde norm en betekent niet dat meer direct een probleem zou zijn.

HVO (Hydrotreated Vegetable Oil) of hernieuwbare diesel


HVO wordt grotendeels gemaakt van dezelfde grondstoffen als FAME: afgewerkte plantaardige oliën en restafval, zoals dierlijke vetten, maar het productieproces is anders. Vanwege dit verschil en omdat de kwaliteit van HVO gelijk is aan die van EN590 diesel en de biobrandstof BTL (Biomass To Liquid), wordt het ook wel hernieuwbare diesel genoemd.
 

Bij HVO treedt er geen bacteriegroei op in de bunker omdat de zuurstof er met behulp van waterstof uit gehaald is. Er is dus ook geen sprake van oxidatie, waardoor de kwaliteit stabiel blijft.
 

HVO kan worden bijgemengd, maar is ook puur te gebruiken. In tegenstelling tot FAME kan 100% HVO zonder uitdagingen gebruikt worden in Caterpillar motoren die na 1990 geproduceerd zijn. Het is kwalitatief net zo goed of beter dan standaard EN590 diesel.
 

Voor het maken van HVO moet de afgewerkte plantaardige olie en het restafval (en voor BTL de biomassa) eerst vergast worden. Met behulp van een Fischer-Tropsch-achtige methode wordt het gas vervolgens omgezet naar een vloeistof.

Hoe weet je wat het beste is om te gebruiken?


Er worden allerlei afkortingen en benamingen gebruikt voor (bio)brandstoffen. Daardoor is het lang niet altijd duidelijk waar het precies over gaat en wat 'slecht', 'beter' of 'goed' is. Wij hopen duidelijkheid te verschaffen door de verschillende (bio)brandstoffen en hun kenmerken op een rijtje te zetten, van 'slecht' naar 'goed'.

 

Fossiele brandstoffen (diesels) 
EN590 dieselUltra laagzwavelige diesel met tot maximaal 7% FAME bijgemengd.
 
GTLFossiele brandstof van hoge kwaliteit gemaakt uit gas.
Eerste generatie biobandstof 
FAME (biodiesel)Relatief makkelijk tot 20% bij te mengen in diesel. Zeer beperkte houdbaarheid en uitdagingen vanwege bacteriegroei.
Tweede generatie biobandstoffen 
HVO (hernieuwbare diesel)100% HVO kan zonder uitdagingen gebruikt worden in Caterpillar motoren die na 1990 geproduceerd zijn.
BTL (hernieuwbare diesel)100% BTL kan zonder uitdagingen gebruikt worden in Caterpillar motoren die na 1990 geproduceerd zijn.

 

Bij een eventuele overstap van EN590 naar een hernieuwbare diesel of een percentage biodiesel raden wij je aan om eerst contact op te nemen met Pon Power voor advies. Al zijn er technisch geen aanpassingen nodig, er zijn wel zaken waar je rekening mee moet houden als je overstapt en daar helpen we je graag mee.

Bron, verwerking, samenstelling, specificaties en toepassing


Hieronder geven we ook een overzicht van de bron, verwerking, samenstelling, specificaties en toepassing van de verschillende (alternatieve) brandstoffen.


 

SourceFuelProcessingChemistrySpecificationApplication
PetroleumDieselRefiningParaffins, olefins, aromaticsASTM D975, EN590, etc 
Vegetable oils, animal fats and used cooking oilBiodieselEsterificationEster, oxygenatedASTM D6751 (B100), othersVarious blend levels
Vegetable oils, animal fats and used cooking oilRenewable fuel / HVOHydrotreatingParaffinEN 15940, ASTM D975100% or any blend level
Carbon dioxide, hydrogen, otherE-Diesel / Synthetic dieselFischer Tropsch, otherParaffinEN 15940, ASTM D975, EN 590, others100% or any blend level
Natural Gas, synthetic gas, otherGas-to- liquidFischer Tropsch, otherParaffinEN 15940, ASTM D975, EN 590, others100% or any blend level

Hoe zit het nu precies met die 7% FAME bijmengen in EN590 diesel?


De overheid eist van brandstofproducenten dat zij ieder jaar een bepaald percentage van wat zij in totaal leveren in biobrandstoffen of hernieuwbare energie op de markt brengen.
 

Sinds 2015 moeten zij opgeven hoeveel biobrandstoffen zij hebben verkocht en hoeveel elektriciteit zij hebben geleverd aan wegvervoer en transport. In welke sector dit gebeurt doet er niet toe, als de totale hoeveelheid maar gerealiseerd wordt. Producenten kunnen de biobrandstoffen als 100% verkopen of bijmengen, bijvoorbeeld in EN590.
 

Als een producent 100% biobrandstof voor een betere prijs kan verkopen, dan zal daar de voorkeur naar uitgaan. Bijmengen mag echter met een lagere kwaliteit FAME die moeilijker in hogere blends of als 100% te verkopen is. Wanneer je het beste voor het één of het ander kiest, is een constante puzzel voor brandstofleveranciers.
 

Er mag dus 7% biodiesel in EN590 zitten, maar dat hoeft niet. Je weet derhalve nooit precies wat je krijgt als je tankt.
 

90%

Door biobrandstoffen te gebruiken kun je in principe een CO2 reductie van 90% realiseren (CO2 die vrijkomt bij verbranding wordt snel opgenomen door nieuwe aangroei).

20%

In Caterpillar motoren kan tot 20% FAME bijgemengd worden. Meer is mogelijk, maar dat gaat gepaard met grote uitdagingen voor het brandstofsysteem onderhoud.

EN 14214

FAME moet bij het verhandelen voldoen aan de Europese EN 14214 standaard voor het gebruik van biodiesel als brandstof voor dieselmotoren.

7%

Binnen de specificaties van de brandstofnormering EN590 mag er in conventionele diesel maximaal 7% FAME bijgemengd worden.

100%

In tegenstelling tot FAME kan 100% HVO zonder uitdagingen gebruikt worden in Caterpillar motoren die na 1990 geproduceerd zijn.

2015

Sinds 2015 moeten brandstofproducenten opgeven hoeveel biobrandstoffen zij hebben verkocht en hoeveel elektriciteit zij hebben geleverd.

Meer informatie


Wil je meer weten over FAME HVO verschillen en het gebruik van biobrandstoffen in Caterpillar motoren? Neem dan contact op met ons via onderstaand formulier.